Dagboek

 

Beute Selectie info.

Bij het beoordelen van een duif zal worden gekeken naar de uiterlijke kenmerken, wat in het kopje gebeurt kunnen we niet zien. Of een duif op uw hok goed, matig of slecht verzorgd gaat worden in de toekomst kunnen we niet zien. Een goede liefhebber maakt van een iets minder gebouwde duif makkelijker een goede vlieger. En er zijn legio mensen die door slechte verzorging of “het gewoon niet zien” van een goed gebouwde duif met intelligentie zo maar een matig presterende duif maken.
De hand van u als liefhebber, en vooral uw ogen bepalen voor een deel de prestatie van uw duiven. Met uw ogen bedoel ik natuurlijk of u het ziet, een ziekte, het klimaat, de motivatie en wat er op uw hokken gebeurt, u moet het wel zien.

Bij de handselectie(beoordeling) zal eerst een bepaald type genoteerd worden, de meeste Vitesse duiven zijn wat breder aan de voorzijde, hellen wat naar voren, hebben gemiddeld een iets grotere bouw met bijbehorende grotere kop. En over het algemeen hebben Vitesse duiven een iets langere arm, hun borstspieren liggen dichter tegen het borstbeen aan en voelen wat harder aan. Mijn mening is dat een duif de eerste èèn, twee a drie uur(max) met zijn kop vliegt, ik bedoel daarmee dat een duif de eerste uren vliegt op motivatie en oriëntatie en met een matige tot slechte bouw zelfs kopprijzen kan winnen. Maar met een matige tot slechte bouw zullen de meeste duiven het geen seizoen kunnen volhouden. Ook de beste Vitesse duiven op afdeling en zeker op nationaal niveau zijn goed tot zeer goed gemaakt(van bouw).

Bij de allround duiven( types) zien we dat ze beter in de hand liggen, iets smaller aan de voorzijde, iets meer “vulling” aan de achterzijde, beter gespierd (ook iets verder van het borstbeen af gelegen). Allround types moeten in principe in staat zijn te presteren op alle vluchten van Vitesse, Midfond en dagfond. Door training, voeding en conditionering kan een allroundtype (zonder uiterlijke fouten) prijs vliegen op al deze afstanden.

Een eendaagse fondtype is heden ten dage wat kleiner van bouw, zijn rond, voelen vaak als een balletje(duivinnen), zijn goed gespierd en hebben een korte arm. Mijn mening is dat er niet heel veel verschil zit tussen een allround en een eendaagse fond duif qua type. Een duif die een vlucht van 700 km met 1000 mpm kan winnen (11,5 uur vliegen) kan dat ook op een vlucht van maar 2 uurtjes vliegen. Door motivatie, oriëntatie en het systeem van u als liefhebber. Andersom gaat dat bijna nooit op, een echte vitesse duif zal een 3/5 uurtjes vlucht soms nog aan kunnen maar zal afhaken bij die langere vluchten (langere vluchten qua aantal uurtjes). En soms kan een duif met vitesse bouw zelfs een eendaagse fondvlucht winnen, als de wind van achter komt, het uurtjes vliegen dus veel minder is, en door super motivatie kan het gebeuren dat zo een duif een npo vlucht wint. Ik zelf had dat bijvoorbeeld op Orleans 2012, toen ik met een jaarling de eerste npo won, de duif was een echte vitesse duif, en was van echt sprinterbloed (afstamming Euro Heremans). Was het een echte fondvlucht geweest met 9 tot 12 uurtjes vliegen dat had ze echt geen prijs gewonnen. Wat we bij de beste duiven op de eendaagse vluchten steeds vaker zien is dat de arm zo kort is dat hij bijna niet waarneembaar is en samen met goede spieren een vibrerende vleugel geeft, de zogenaamde trillers. U ziet op internet steeds meer filmpjes van duiven met een trillende vleugel (de liefhebber tilt de vleugel dan iets op). Meer en meer krijgt men door dat die trillende vleugels samen gaan met korte armen en goede spieren. Echte toppers op de vluchten met “veel uurtjes vliegen” hebben dat..

Marathon duiven zijn een slag apart, hier zien we een ander type duif. De ochtendlossing duiven (ZLU of non-stop) lijken veel op eendaagse fondduiven, hebben meestal een langere rug en een andere mentaliteit, ze zijn was rustiger in de handen en hebben voelbare andere spieren. Bij de overnachtduiven (middag lossing 800/ 1000 km) zien we meer diversiteit, er zijn heel goed gebouwde duiven bij en dat zijn altijd degene die het vaker dan èèn keer doen.                       
Duiven die echt vijf of zes keer een overnachtvlucht met goed gevolg volbrengen zitten ook de best gebouwde duiven.
Bij overnachtduiven (middaglossing 800/950 km) die een prijs winnen en soms zelfs vroeg maar matig van bouw zijn vinden we vaker nachtvliegers, die zijn minder in staat kop te vliegen door hun bouw maar omdat ze in de nacht stukken inhalen komen ze gewoon naar voren op de uitslag. Dus ook bij deze middaglossingen vinden we bij de echte supers een goede tot perfecte bouw. Maar zo nu en dan zien we een duif die het toch goed gedaan heeft op deze vluchten die minder goed van bouw zijn. Zie het als bij vitesse duiven. Ook daar zien we soms minder gebouwde duiven die het toch goed doen door hun verstand en motivatie. Maar dus ook bij de middag lossingen.
Duiven die in de nacht aankomen hebben trouwens allemaal een soort ster in het oog. De ondergrond kleur (vaak geel) zien we dan met uitsteeksels cq punten in de iris kleur. Het is opvallend dat alle nachtvliegers dat hebben. Omdraaien kun je het natuurlijk niet, je kunt niet zeggen dat iedere duif met zo een oog een nachtvlieger is. Dat vergeten mensen vaak: bepaalde kenmerken zie je bij top duiven, maar niet alle duiven met die kenmerken zijn top duiven.

Bij het keuren cq selecteren kijk ik altijd even naar de ogen. In mijn methode zijn er maar twee oogkleuren zijnde wit en geel. Ik kijk naar de ondergrond kleur en die is gewoon altijd wit of geel. Gemiddeld zie je bij vitesse duiven wat meer witogen en bij duiven voor de langere afstanden wat meer geel ogen. Bij marathon duiven zien we daarnaast ook nog eens dat gemiddeld de ogen wat donkerder zijn, de iris gaat wat meer naar de bruine kleur toe. Die mooie donkere ogen zien we ook vaker bij duiven die onder tropische omstandigheden wat vaker aan de kop zitten. Door de evolutie zijn die duiven ofwel die ogen daar geschikter voor. In landen met hoge temperaturen en dan ook nog spelers van lange afstanden zien we bijna alleen donkere ogen (meestal geel als ondergrond, ik noem ze zonnebril ogen).

Dan komen we nog bij wat ik plus of min ogen noem. Plus-ogen hebben een donkere antracietkleurige ring(verkenningcirkel) om de pupil en min-ogen  hebben die niet (of maar gedeeltelijk). Qua kwaliteit in presteren of kweken maakt het niets uit of een duif een plus of een min oog heeft. Wel zeer opvallend is dat alle echte superduiven die ik zag en waarvan ik de ouders mocht bekijken, dat één van die ouders een plus oog heeft of soms zelfs beide ouders of heel soms dat beide ouders een halve verkenningsring hebben. Een top duif uit twee ouders met een min oog heb ik nog niet gezien. Om de meeste kans te maken op goede jongen zet je dus steeds de best gebouwde duiven tegen elkaar en kijk je bij de koppeling naar de ogen, zorg dat dat één van de duiven van het koppel een plus-oog heeft. Kweek nooit alleen met duiven omdat ze mooie ogen hebben, als er een slechte bouw op een duif zit mag hij een geweldig oog hebben, kweken doen we er dan niet mee.

Andere opvallende zaken bij veel top duiven is dat ze een kleine pupil hebben, soms zelfs boos kijken en een scherpe bek hebben. En opvallend bij goede kweekduivinnen is dat ze naast een goede bouw, een (meestal) plus oog hebben dat er twee wratjes onder aan de bek zitten. Natuurlijk niet bij allemaal, maar wel opvallend dat het zo veel zijn die het wel hebben.

Liefhebbers die een geweldig kweekkoppel hebben, waar gewoon diverse asduiven, teletekst duiven of eerste prijswinnaars uit komen zijn soms verontwaardigd dat ik één van die duiven van het koppel een goede waardering geef en de ander een slechte. Ik denk dat heel veel top kweekkoppels gewoon één goede duif zijn met een …. partner. Dus dan heeft zo een liefhebber gewoon een goede kweekduif en is het soms nog beter om het koppel te scheiden en een betere partner te nemen.

We hebben het nog niet echt gehad over de rug en de vleugels en de stuit en dat zijn toch belangrijke onderdelen. Om met de rug te beginnen, eigenlijk moeten we spreken over rug, lendenen en bovenstuit. Maar ik noem het in één keer gewoon de rug. De rug is voor mij misschien wel het minst belangrijke aan een duif. Er zijn heel goede duiven die een matige rug hebben, geen slechte rug met zo een aangeplakte staart hoor, maar een matige rug. Een matige rug zou op de tentoonstelling 18 punten krijgen. Bij de rug zou je kunnen zeggen: Matig is het nieuwe goed. Die plank-ruggen die men vroeger graag zag en die eigenlijk op de show nog steeds gewenst zijn zie we bij de huidige topvlieger bijna niet. Goede hedendaagse wedstrijd duiven hebben een matige tot goede rug.
De stuit van een duif is veel belangrijker, maar niet altijd het zelfde te beoordelen. Door de rui, ziekte, zwakke gezondheid, ouderdom of veel eitjes leggen kan een stuit tijdelijk of blijven wat open staan. Soms zelfs heel erg open wanneer een duif veel te dik is of een breuk heeft, dan zou je een stuit moeten afkeuren... maar als je de oorzaak weet of in een bepaalde periode zit moet je er wel rekening mee houden. En er zijn diverse meningen over, in mijn visie moet een stuit goed gesloten zij, dik en stevig aanvoelen en niet te puntig. Maar door ervaring voel ik soms de oorzaak, dan is het niet iets van de desbetreffende duif maar een “tijdelijk of door oorzaak slechte stuit”.
Bij de vleugels zijn voor mij enkele zaken van belang. Ik heb het armpje graag zo kort mogelijk, omdat ik duiven wil die 11 uur kunnen vliegen. Maar selecteer ik een vitesse duif dan mag het armpje gerust langer zijn en krijgt hij toch het woord “goed”. In mijn visie moet er een redelijke verspringing tussen de voorvleugel en achtervleugel zitten ofwel de pennen van de achtervleugel “de broek” moeten wat korter zijn dan de eerste slagpen van de voorvleugel cq actieve vleugel.
Wanneer men de jongen net afzet van de ouders dan kijkt u daar niet naar, pas na de grote rui is de verspringing goed zichtbaar. En heel belangrijk vind ik dat de eerste vier/vijf slagpennen van de voorvleugel mooi dicht tegen en over elkaar liggen. Ik wil geen zogenaamde kippenvleugel , een kip kan slecht vliegen omdat de pennen te ver uit elkaar staat. Een kippenvleugel bij duiven is belangrijk maar niet van levensbelang, ze kunnen gewoon prijs winnen natuurlijk, maar het kost hun tijd, ze hebben gewoon minder draag en slagkracht. Bij echte super duiven zie ik het nooit. Wel opletten: door geen bad te geven gaan de eerste pennen wat uit elkaar staan, worden wat smaller en het lijkt of ze vierkanter zijn, het is dan geen kippenvleugel van geboorte maar door de omstandigheden en de verzorging van de baas zo geworden. Verder zie ik bij top duiven altijd een vrij lange vleugel die tot in het donkere stuk van de staart komt. Soms ziet men een duif met een mooie lange vleugel en die toch niet tot in het donkere stuk van de staart komt.... deze duiven hebben een slechte rug, waardoor er een aangeplakte staart aan hangt.. het lijkt dan voor sommigen alsof de vleugels te kort zijn.

Al met al veel info over selectie. Na de keuring krijgt een duif een cijfer variërend van 5 tot en met 8,5 . Geen enkele duif krijgt hoger dan een 8,5 (al denk ik het wel eens, deze verdiend een 9). In mijn methode kweekt men met alle duiven die het cijfer 8 hebben en dat is 8-. 8. 8+ of 8,5 soms moet ik het even uitleggen maar een 8- is dus net onder een 8 en een 8+ net boven de 8. Met een 7,5 kan men prima vliegen maar kweken pas wanneer het blijkt een excellente vlieger te zijn. In mijn visie moeten alle duiven onder de 7,5 verdwijnen van de hokken. Al vinden we heus wel eens een duif met een 7+ die het goed doet. Deze duif heeft dan veel verstand, oriëntatie en of motivatie en wat in het kopje van een duif aanwezig is kunnen we niet zien. Vooral als jonge duif en of op de vitesse zien we dus wel eens een 7 die het goed doet. Laat hem dan lekker op die afstanden, geniet er van maar kweek er niet uit. De kans dat uit matig gebouwde duiven een goede komt is bijna uitgesloten (kijk wel even bij het stukje over een goed kweekkoppel).

Ik denk dat iedereen die echt selecteert op duiven met een 8, die bij elkaar houd en zijn best doet beter gaat presteren dan ooit.
Uitzonderingen zijn er altijd, niemand is zonder fouten, ook een duiven keurder niet en men praat gewoonweg liever over die ene 6 die een goede duif werd dan over die honderden met een 8 die het ook werden. En laat u niet foppen, soms hoor ik: u heeft het fout want deze 6 is een goede duif omdat zijn opa een goede of dure was....  Of u heeft het fout, deze 6 is een goede vlieger. Op mijn vragen over welke prestaties? Ja drie eersten...op mijn hok... en ik speel niet zo goed. Regelmatig hoor ik over super prestaties maar bij navraag op papier.. komt er niks. GJB

ARTIKEL VOOR DUITSE DUIVENKRANT
30-7-2021

Jonge duiven 2021 : Totaal anders dan in vroeger jaren
 
Het aantal jongen wat men kweekt wordt steeds groter omdat er zoveel verliezen zijn, maar waardoor verliezen we zoveel jongen?   Als we nu eens op een rijtje zetten wat in mijn ogen wel en wat niet moet.                                    Maar voor ik begin moet ik zeggen dat wij sinds enkele jaren aanzienlijk minder jongen verspelen dan de meeste andere liefhebbers. En de prestaties zijn super, in 2019 hadden we bijvoorbeeld nog de beste jonge duif van Nederland. En nu ik dit schrijf ( 18- Juli 2021) hebben we drie vluchten gehad en zijn de resultaten in 1 woord geweldig.
 
Waar kweken we uit mijn zijn allen?
Op veel kweekhokken zitten onbevlogen duiven die vaak op internet zijn gekocht of op een beurs(Messe). En daar is al een groot probleem, onbevlogen duiven op het kweekhok. Hoe weet u nu of die onbevlogen duif een “thuiskomer of laat staan een prijswinnaar” was geweest als hij toch gevlogen had. U hoopt dus dat de onbevlogen duif wel de genen draagt om te winnen, om te oriënteren en doorzetting te hebben. U hoopt er op maar er is geen bewijs.
En die duif die u op het kweekhok zet, wat voor afstamming zit er achter, dat ten eerste.
                                                                                                                                                                                    Staat bijvoorbeeld bij de vader: Is kleinzoon van broer Messi. En bij de moeder : is kleindochter van het superkoppel.
 
Dan praten we dus over Messi de beroemde voetballer, daar een broer van, en zijn kleinzoon is de vader van uw duif. Bekijk dat eens in de mensen wereld: In Nederland was Johan Cruiff een legende, misschien wel de beste die we ooit hadden. De broer van Johan Cruiff heet Hennie Cruiff en de kleinzoon van Hennie Cruiff zit ook op voetballen, wat heeft deze jongen in de genen van Johan Cruiff de beroemde nummer 14 ? Niet zoveel toch. Ten eerste kon Hennie al niet voetballen.
 
Bij de moeder van uw kweekduif staat: is kleindochter van het superkoppel. Dat is mooi, maar welk van de kinderen van dat superkoppel is dat èèn van de ouders van de moeder van uw duif.   Het kweekkoppel gaf laten we zeggen drie echte toppers, drie zonen, en u haalt een kind uit een zus van die drie toppers. Maar heeft die dochter van het koppel zelf goed gevlogen? Of is het alleen maar een zus van..
 
Maar stelt u zich voor, de duif die u kocht op internet met deze stamboom, en de duif is al mooi door de rui, ziet er prachtig uit. Maar de verkoper zet hem op internet omdat de duif twee keer van het hok weg raakte, opgehaald werd, nog een keer mee is geweest op een africhting en hij moest weer gehaald worden? Dan is het dus een domme duif, een wegvlieger zeggen we in Nederland. Dus u zet dan een domme duif zonder enige oriëntatie op het kweekhok. En als er de stamkaart bij zit zoals hierboven beschreven, wat is dan de kans dat er een goeie uitkomt?  Bijna nul/niks/nada
 
Op een andere verkoop ziet u een oude kweker van een jaar of vijf van laten we zeggen mijn hok. De klant kocht een jong van de Vechtmachine, hij kweekte daar 5 jaar mee, x laten we zeggen 4 jongen is in totaal 20 jongen die hij uitgewend heeft. Maar de oude kweker wordt verkocht als : Directe zoon van de wereldberoemde vechtmachine, dan moet u er nog wel een paar euro,s voor neertellen. Maar er staan bij de duif, geen prestaties van kinderen of kleinkinderen. Ik bedoel van de  te koop gezette Beute duif. Dan is die duif niet van waarde, een NIET-KWEKER noem ik het. Kwamen er goede uit dan stond dat er bij. Goede prestaties van kinderen en of kleinkinderen drijven de prijs naar grote hoogte. Dus waren ze er... dan stond het er bij.
 
 
Dan komen we bij uw kweekkoppel: Deze oude kweker “ZOON VECHTMACHINE” x Duivin uit lijn BROER MESSI x DOCHTER SUPERKOPPEL.
 
Maar wat is de kans dat u goede duiven kweekt uit dit koppel NIET KWEKER x OPGEHAALDE WEGVLIEGER ? Nul, niks, nada, ten eerste al omdat de doffer in vijf jaar geen goed jong bracht, en dan nog omdat de duivin een wegvlieger is uit een lijn van een broer van Messi.
 
U kweekt er een jaar uit, wat eitjes omleggen, zes jongen, eind van het jaar 4 weg en 2 geen prijs. Nog een jaar proberen, nu 8 jongen uit het mooie koppel met super afstamming. 5 weg, 2 geen prijs en 1 die in de uitslag vloog op de kortste afstand. Dus allen waardeloze duiven.
 
Maar ja u heeft de zoon Vechtmachine gekocht voor nogal wat geld, en zet hem maar terug op internet. Statiegeld duiven noemen we dat.
En stel dat u nu vier of vijf kweek-koppeltjes heeft met dergelijke achtergrond dan heeft u er toch al gauw 16 jongen die u allemaal kwijt raakt, of aan het eind van het jaar uit het hok haalt omdat ze geen prijs wonnen.
 
Maar stel u heeft wel kinderen uit bevlogen duiven, zelf niet maar de ouders wel. Maar beide duiven hebben wat foutjes in de bouw, en hebben beide een “vlieg oog, of min oog” Dat kunnen super vliegers zijn maar twee van die ogen tegen elkaar, daar heb ik nog nooit een nationale, of regionale topper uit gezien. Dus weer een koppel waar niet uit gaat komen, meestal achterblijvers, of soms een paar prijsjes op de kortste vluchten
 
Vroeger toen er nog geen internet was ( er waren wel verkopingen maar dat deed men minder, door kosten van de zaal etc en de mensen konden ze in de handen nemen), werden alle waardeloze duiven opgeruimd, er werd in het naseizoen nog een keer gekweekt met de duiven die er na het lange seizoen nog waren. En kwekers waren meestal duiven die op eigen hok enige jaren goed gevlogen hadden. 
 
Maar dit kweekkoppel gebeuren is nog maar 1 onderdeel van de grote verliezen. Een andere keer ga ik wel verder in op die grote oorzaken cq fouten.
-------------------------------------
Nu ga ik “in het kort” vertellen wat wij doen om de jongen te kunnen spelen en overhouden.;
 
We zetten onze kweek en vliegkoppels tegelijktijdig samen rond 2e kerstdag, we kweken in principe ook van onze vliegduiven. We hebben 24 koppels kwekers in een ruim hok met 48 broedbakken en een zeer grote volière 8 meter. Er mogen nooit meer dan 24 koppels kwekers zitten op de 48 bakken, zou er een nieuwe kweker komen, of een vlieger gaat naar het kweekhok, dan moet er ook weer een duif uit. 24 koppels worden nooit geen 25 koppels. De duiven zijn compleet door de rui en gezond verklaart door een duivenarts. ( dat natuurlijk ook al in September, oktober en november) . Alle duiven moeten of zelf super gevlogen hebben of hun ouders, dat vind ik dus heel belangrijk in het minder verspelen verhaal.
Hier gaat het met de kweek bij vliegers en kwekers altijd erg goed. Als je er werk van maakt, de tijd voor neemt om ieder koppel uit te zoeken, vast te zetten en stuk voor stuk weer los te laten dan komen ze vlot op eieren. Een paar dagen van te voren bijlichten van 07.00 tot 19.00 uur is ook een deel van het systeem. Belangrijk is dan dat het ook overdag gebeurt, de lampen bootsen de zon na, de duiven komen dan in een andere stemming, en een gelijke leg van de ouders is dan het gevolg.
Dat ongeveer gelijk leggen is voor mij ook belangrijk. Dan heb je één ronde , hoef je niet bij te zetten en is het gemakkelijker met gezond houden.
Nogmaals: Enkele weken voor het kweekseizoen begint eigenlijk uw toekomst al, uit goed gebouwde, presterende ouders of uit hun directe kinderen, super verzorgd, en top gezonde ouderdieren komen betere jongen. Als u tijdens de selectie en kweek er een beetje met de pet naar gooit, worden er jongen geboren van mindere kwaliteit, minder weerstand en minder oriëntatie.
Zodra de jongen hier afgezet worden, komen ze in een hok waar een deel stro in ligt wat er  al jaren ligt. Door de jaren heen wordt het minder natuurlijk maar er ligt nog steeds oud stro.  De jongen die we afzetten(Spenen) komen gelijk in het milieu van hun ouders en andere hok genoten. En de jongen krijgen direct een enting tegen het paramixo virus. Bij het woord direct bedoel ik ook direct, ik pak ze uit de mand, geef ze een injectie en zet ze op de grond van hun nieuwe verblijf. Zes weken later krijgen ze nogmaals een injectie tegen pmv maar dan door de dokter omdat er een officieel ent bewijs bij moet natuurlijk.
Wij vaccineren de jongen alleen tegen pmv , dus niet tegen al die andere virussen, niet tegen pokken en ook niet tegen salmonella.
De jongen zijn dus gespeend, hebben hun prik gehad tegen pmv en zitten op een deel oud stro en krijgen natuurlijk zoveel kweekvoer als ze willen. Het kweekvoer is van een goede samenstelling met kleine graden en zaden( wordt meestal premium genoemd).
In het nest, nog bij de ouders, krijgen ze reeds twee a drie dagen per week Olympic MG mix over het voer aangeplakt met Colicontrol dus ze kennen het wanneer ze voor hun zelf moeten zorgen.
Ik vind het zeer belangrijk dat de duiven in deze groei periode alles krijgen om uit te kunnen groeien tot prachtige, sterke duiven. Omdat het eigenlijk zeer vroege jongen zijn, en geboren worden in een periode met weinig zonlicht, zorg ik naast het goede voer en de MG.Mix toch nog voor een deeltje extra vitamine D ( de vitamine van de zon).
Elk vrij uurtje zit ik bij de jongen, ik pak ze elke dag allemaal wel beet, ze kennen dus gelijk mijn handen en stem. Ze zien mij als een gezinslid of een vriend, iedere duif wil graag bij me in de buurt zijn. Al vrij snel komt er een mand in het hok te staan, waar het waterbakje (drinkgoot) zo hangt dat de jongen er alleen bij kunnen als ze in de mand gaan en hun kopje door de spijltjes steken.    Jongen die het niet kunnen vinden help ik gewoon, hier laat ik nooit een duif zo lang zitten dat de oogjes dicht gaan zitten van de dorst. Een paar dagen dorst maakt zwak en dus gevoelig voor ziekten. En een duif die het niet zelf vind is heus niet dommer. Ik laat de duif echt zien hoe hij moet lopen, ik druk hem dus de mand in , richting de waterbak, en druk zijn kopje door de spijltjes.
Zodra de jongen er gereed voor zijn gaan ze naar buiten, maar eerst wel een aantal weken in een volière voordat ze echt het luchtruim in mogen. Maar heel belangrijk hier, een duif zit dan een uur of maximaal twee in die volière ! daarna gaat hij gewoon weer naar binnen, ik ben tegen altijd buiten zittende jongen. Ze moeten de volière en later het luchtruim zien als een mooi iets, een uitje zeg maar, ze moeten naar buiten knallen.
Als ze oud genoeg zijn om te vliegen dan laat ik ze een paar dagen hun gang gaan, maar daarna laat ik ze schrikken. Ik gooi er een bal tussen of een blikje, maakt eigenlijk niet uit, maar ze moeten mij niet zien. Ik wil nooit geassocieerd worden met schrikken of bang hoeven zijn. Ze moeten mij zien als vriend, die het eten brengt etc.
Als men zegt dat hun jongen niet vliegen, komt dat bijna altijd door verkeert voeren, te veel, te weinig soms of te zwaar. Na de kweekvoer tijd ga ik steeds meer Recup voeren ( Licht voer, soort zuivering van Beyers) en dan krijgen ze gelijktijdig een paar weken LTW door het water, en dan gaat ieder jong vliegen, knallen, hoog en lang.
Zodra we dan ongeveer half maart zijn en ze trainen goed, dan haal ik ze na de training binnen, geef ze eten maar geen water. Ik laat ze een uurtje zoeken naar de waterbak, en begin ze dan te pakken en zet ze in de mand. En dan komt het, die manden zijn gewone, die we allemaal kennen. Maar ik zet ze gelijk over in officiële manden waar ze ook in zitten tijdens de vluchten.  Ik heb zelf drie van die manden, die staan achter in mijn busje, er ligt karton in, gelijk als tijdens de wedstrijden. Van de kleine manden waarmee ik ze uit het hok haal gaan ze dus in de grote manden en daar krijgen ze water. En ook hier uit drinkgoten aan de buitenzijde.  De eerste keer laat ik ze er vast 48 uur in zitten, ze leren er drinken, krijgen er eten en na die 48 uur laat ik ze voor het hok los. Een paar dagen later doe ik het zelfde, maar dan gaan de jongen ook gewoon mee, waar we ook naar toe gaan. Ze rijden soms 200/300 km per dag mee, achter in de bus in de manden. Ze leren het remmen, rotondes, bochten, pauzes met drinken etc etc. Maar ik laat ze thuis weer los, voor het hok. Dus geen stress, geen paniek en niet hoeven zoeken. Toen we eind Juni de eerste vlucht hadden met de junioren hadden onze jongen minstens 40 nachten in de man gezeten. De eerste keren werden ze thuis gelost. Maar zodra we beginnen met africhten, gaan ze na de ochtend training in de manden, krijgen ze water en gaan ze naar de losplaats. Dus eerst bij huis trainen en dan pas naar de losplaats. Als je de jongen in de ochtend uit het hok pakt en gaat rijden zijn ze niet moe, ze gaan los en knallen soms 50/100 km te ver. Nee, bij ons eerst vliegen, binnen, in de manden, water en dan pas rijden. We beginnen met een 5 kilometer en bouwen dat op tot ongeveer een 30 km. Op de losplaats altijd een 30 minuten laten staan, kans bieden water te drinken. En zodra alles rustig is pas los.      We richten in het begin nooit af met oost of zuidoosten wind.
 
Volgende week gaan we verder met het jonge duiven systeem
 
 
 

Terug