Lees het dagboek van Gert Jan Beute
Dagboek vrijdag 10 oktober 2025
10-10-2025
Twee nachten mand – de sleutel tot minder verliezen bij jonge duiven
De verliezen op de eerste vluchten met jonge duiven komen hoofdzakelijk door één ding: niet drinken.
Dat klinkt simpel, maar wie het hele proces van inkorven tot lossen eens stap voor stap bekijkt, begrijpt waarom zoveel jonge duiven de eerste vluchten niet halen.
Laten we een realistisch scenario nemen. Stel, op vrijdagavond om 18.00 uur moet je met je jongen in het clubgebouw zijn.
Je hebt ze dan al een uur of langer daarvoor gepakt en in de mand gedaan. In dat uurtje drinkt een jong niet.
Het kent dat mandje wel van het opleren of africhten wat de baas eerder met hem deed, maar daar zat geen watergoot aan.
De baas komt dus met zijn jongen om 18.00 uur in het lokaal, en vaak is hij niet direct aan de beurt.
Tegen 18.30 uur gaan de jongen vanuit de kleine mand naar de grote mand die later die avond de vrachtwagen in gaat.
Stel, er moeten 25 jongen per mand, dan loopt de eerste duif meestal naar achteren, naar de plek waar later de drinkgoten hangen.
De tweede, derde en vierde volgen, en zo verder — tot ongeveer duif nummer vijftien. Dan stokt het.
De laatste tien tot vijftien blijven staan bij de ingang, want naar achteren kunnen ze niet meer.
Tegen 20.00 uur worden de manden opgehaald door de vrachtwagen, die vervolgens nog langs enkele andere lokalen rijdt voordat hij rond 22.00 uur op het verzamelpunt aankomt.
Daar worden soms nog manden bijgeladen of verplaatst, en pas tegen 23.00 uur begint de reis naar de losplaats.
Ja, er stond wel water gereed in het clubgebouw, maar slechts een enkeling drinkt.
Dat zijn meestal de duiven die het kennen en toevallig als eersten in de mand zaten.
De grootste groep verplaatst zich niet en weet niet eens dat er water aanwezig is.
Wil je iets meer jongen laten drinken, dan moet je eerst de jongen in de mand zetten en daarna het water van grote hoogte in de bakjes gieten.
Dat geluid activeert soms enkele dorstige jongen om de stap naar voren te zetten.
Een ander handig trucje: een handje snoepzaad op het water leggen, en een klein beetje net over de rand in de mand.
Ook dat stimuleert enkele jongen om te drinken.
Dan begint de reis. De vrachtwagen remt, neemt een rotonde — spanning bij de junioren.
Aangekomen op de losplaats is het meestal nog nacht. De verzorgers zetten de container waterpas en vullen de drinkgoten,
maar gaan daarna vaak even rusten tot een uur of zes, zeven. Dan wordt opnieuw water gegeven, maar het zijn weer dezelfde duiven die eventueel drinken.
Om acht uur ’s ochtends komen ze eruit. De meeste hebben nog steeds niet gedronken.
En stel dat ze pas om elf uur gelost worden? Nog steeds niet.
Totaal verdroogd en vol stress knallen ze naar buiten, een vreemde wereld in, tussen duizenden anderen.
De jongen die niet gedronken hebben, raken al snel het spoor kwijt. Hun systeem werkt niet meer, ze zijn gedesoriënteerd.
Waar ze honderd kilometer moesten vliegen, maken ze er twee-, drie- of zelfs vierhonderd van.
Ze raken volledig uitgeput, en velen stranden onderweg — langs de weg of op daken.
---
De oplossing: twee nachten mand
Als men jonge duiven bij álle vluchten, inclusief de africhtingen, twee nachten mand zou geven, verandert het verhaal volledig.
De jongen gaan dan op donderdagavond de mand in. Ze komen in de nacht van donderdag op vrijdag aan.
Op vrijdagochtend hangen de verzorgers water aan de manden — met daarin een handvol snoepzaad of onkruidzaad per drinkbak.
Tegen tien uur krijgen de jongen voer op de normale manier. De verzorger pakt een lange schep vol voer, steekt die in de mand,
en van de voorste rij tot de laatste krijgen de jongen hun portie.
Door de schep van links naar rechts te bewegen, ontstaat er ook beweging in de mand.
De jongen wisselen van plaats, waardoor de ruimte beter benut wordt. En belangrijker nog: het eten wekt dorst op.
De jongen worden nieuwsgierig en alert. Ze horen waar het water is, ze ruiken het, en ze gaan drinken.
Als dat ritueel van voeren en water geven tegen 15.00 à 16.00 uur herhaald wordt, dan drinkt echt iedere jonge duif.
Ze worden daartoe gedwongen door het voer in hun krop — dorst is dan onvermijdelijk.
Zodra ze bij de watergoot komen, waar regelmatig water wordt bijgevuld (liefst hoorbaar van enige hoogte), drinken ze hun kroppen vol.
De stress zakt, de angst verdwijnt, en hun systeem begint weer te werken. Hun interne “GPS” staat weer aan.
Wanneer diezelfde jongen dan op zaterdagochtend gelost worden, verlaten ze de mand rustig, alert en met vocht in hun lijf.
Ze zien de wereld niet meer als bedreiging, maar als oriëntatiepunt.
En stel dat ze eens 200 kilometer omvliegen en er 300 van maken — hun systeem blijft werken. Ze redden het, ze komen thuis. De verliezen zijn minimaal.
---
Conclusie
De duivensport is veranderd, maar sommige inzichten blijven onveranderd waardevol.
Twee nachten mand is geen luxe — het is noodzaak.
Het voorkomt uitdroging, vermindert stress en zorgt ervoor dat jonge duiven leren eten én drinken in de mand.
Wie dat goed begrijpt en toepast, zal merken dat de verliezen op de eerste vluchten drastisch dalen.
En uiteindelijk draait het daarom: duiven die thuiskomen.
Terug